Hoe blijven we relevant in een wereld waarin niet alleen big tech, maar ook startups, datagedreven producten en diensten ontwikkelen die de bijl zetten aan het bestaansrecht van menig organisatie? In zijn presentatie gaat Frans dieper in op de impact van digitale innovaties op de opgaven van de gezondheidszorg in het algemeen en (big) data en (generatieve) kunstmatige intelligentie in het bijzonder. Hij gaat in op het waarom, wat en hoe van datagedreven innovatie. Waarom moeten data en AI topmanagementprioriteiten zijn voor iedere organisatie, hoe moet je reageren op de uitdagingen die data en AI met zich meebrengen, en ‘what’s next’, zijn vragen die in zijn presentatie zullen worden beantwoord. Aan de hand van DatCan, het datagedreven innovatie canvas, geeft hij concrete handvatten voor het starten van succesvolle dataprojecten. Frans wil jullie graag inspireren met aansprekende voorbeelden en concrete cases, en gaat graag met jullie in gesprek over de kansen en bedreigingen van AI voor de gezondheidszorg.
Prof.dr. Frans Feldberg
Professor of Data-driven Business Innovations (VU Amsterdam) - Professor KIN Center for digital innovations
Tijdens zijn presentatie zal Ralf ingaan op hoe je als organisatie het beste waarde uit jouw data kan halen. Daarnaast zal hij de toepassingen van Natural Language Processing, Computer Vision en optimalisatietechnieken toelichten aan de hand van praktische voorbeelden.
Ralf Zoetekouw MSc
Founder of Datacation B.V. (High Tech Campus Eindhoven & Amsterdam-Zuid)
S.A. ZIJDERVELD
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, St.Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein, Utrecht, Woerden
MKA-talk
Data staat voor een verzameling gegevens. Een tweede betekenis is meerdere dagen.
Het landelijk aantal ziekenhuisbedden is in de loop der jaren fors afgenomen (DigiMV). Jaarlijks zijn zo’n 45.000 patienten nog opgenomen die eigenlijk geen medische zorg meer nodig hebben (Dutch Hospital Data).
In het St. Antonius Ziekenhuis is de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met het in dagopname behandelen van een BSSO in plaats van een klinische opname (meerdere dagen). Inmiddels worden vrijwel alle BSSO’s in dagopname behandeld. Ook bij het pre-implantologisch opbouwen van de edentate maxilla wordt een techniek toegepast die dagopname mogelijk en verantwoord maakt. Beide indicatiegebieden (orthogantische chirurgie en pre-implantologische chirurgie) wil ik in een inspirerende korte MKA-talk bespreken en landelijke toepassing van deze methodes kan jaarlijks tot 2.000 klinische bedden schelen.
Kortom, DATA worden DATUM
K.B. MARTINA1, F.C.D. JEDELOO1, J.J.E. KLAASSEN1, N. SU2, J.E. BERGSMA1, 3-4
1 Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, ACTA, Amsterdam
2 Afdeling Sociale Geneeskunde, ACTA, Amsterdam
3 Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Amphia Ziekenhuis, Breda
4 Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, MKA-Groep
Introductie en doelstelling
Het verwijderen van derde molaren bij jonge patiënten is één van de meest voorkomende ingrepen wereldwijd [1]. Met het stijgen van de gemiddelde leeftijd en het verbeteren van de gemiddelde mondhygiëne zijn er op oudere leeftijden echter meer mensen met een natuurlijk gebit, met derde molaren [2]. Sinds medio 2023 is een gestandaardiseerd formulier, gecombineerd met digitale PROMS geïmplementeerd in verschillende Nederlandse ziekenhuizen. Met dit formulier kunnen grote hoeveelheden aan prospectieve data worden verzameld over de behandeling van derde molaren. Een van de doelen is te onderzoeken wat het effect is van toenemende leeftijd op de verwijdering van derde molaren.
Materiaal en methode
Dit prospectief onderzoek bestond uit 2400 patiënten uit drie verschillende ziekenhuizen. Er werd informatie verzameld over de algemene gezondheid, status van het gebit, de bevindingen tijdens het consult, de behandelwijze en eventuele nabezwaren en PROMS. Naast beschrijvende statistiek is de significantie berekend met behulp van de Mann-Whitney U test, ANOVA en two-sample t-test.
De gemiddelde pijnscore op dag zeven bij chirurgische verwijdering van derde molaren is 3.06 – 5.32 boven de 30 en 2.58 – 5.28 onder de 30. Na chirurgische verwijdering missen patiënten gemiddeld 0.5 werkdagen meer dan bij niet-chirurgische verwijdering, onafhankelijk van de leeftijd. Bij patiënten boven de 30 houdt de pijn langer aan, maar toch missen zij minder werkdagen dan patiënten onder de 30.
Resultaten
De voorlopige resultaten van deze studie bevestigen dat een gestandaardiseerd formulier met gekoppelde PROMS veel waardevolle data kan verzamelen. Deze hoeveelheid aan data kan helpen bij het opzetten van een best practice voor zorg rond derde molaren. Daarnaast tonen deze resultaten aan dat er erg veel data nodig is om gefundeerde conclusies te kunnen trekken.
Referenties
Dit onderzoek is niet gesubsidieerd.
A. VAN VEEN
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Elisabeth TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg
MKA-talk
Big Data en AI zijn Big Business. De vierde industriële revolutie (Industry 4.0) verandert de wijze waarop wij werken, maar ook hoe wij samenleven en zelfs hoe wij denken.
Na bijna 30 jaar in de MKA-chirurgie, waarvan de laatste 6 jaar ook als stafvoorzitter en onderhandelaar met zowel zorgbestuurders als -verzekeraars, maak ik een korte balans op van gebruik, én misbruik van data, ICT en digitale technologie. Van wat we gewonnen hebben, maar zeker ook van wat we dreigen te verliezen en van wat we reeds verloren zijn.
S. TABERNÉE HEIJTMEIJER, N. NICOLAI, S.E.C. PICHARDO, P. PIJPKER, J. KORTES, N.G. JANSSEN, B. PULADI, A. RASHAD, O-C. VLADU, M.J.H. WITJES, J. KRAEIMA
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMC Groningen, Groningen
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMC Utrecht, Utrecht
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, RWTH Aachen University Hospital, Aachen
Introductie en doelstelling
Deze studie onderzocht de effectiviteit van augmented reality (AR) bij het informeren van patiënten over orthognatische chirurgie, vergeleken met educatie met 3D-modellen op een computerscherm. Het hoofddoel was te bepalen of patiënten meer tevreden zijn na AR-consultaties en of ze meer kennis hebben over hun kaakafwijking en de voorgestelde behandeling.
Materiaal en methoden
In een RCT met drie centra in Noordwest-Europa werden 60 patiënten gerandomiseerd over een monitor- of AR-groep. De AR-groep kreeg 3D-data te zien via een AR-apparaat (HoloLens 2), terwijl de controlegroep dezelfde modellen op een monitor zag. Patiënttevredenheid en begrip van de kaakstandafwijking en behandeling werden gemeten met vragenlijsten. De data werden geanalyseerd op significante verschillen.
Resultaten
De data liet een significant verschil zien in algemene patiënttevredenheid tussen de Monitor- en AR-groep (p = 0.036). De Likert-vragen lieten een niet significant (p = 0.064) verschil zien in een trend naar hogere tevredenheid met de monitor. Bij vrouwen werd een voorkeur gevonden voor de monitor bij de Likert-vragen (p = 0.011), terwijl mannen een hogere maar niet-significante tevredenheid hadden met AR. Opleidingsniveau 3 rapporteerde significant hogere tevredenheid met de monitor (p = 0.024).
Conclusie
Uit de data komt dat een monitor voor 3D patiënteneducatie wordt aanbevolen, dit leidt tot hogere patiënttevredenheid, vooral onder vrouwen. Er was geen verschil in kennis tussen de technieken. Hoewel AR potentie heeft, is de technologie nog niet geschikt voor effectieve patiënteneducatie en brengt het extra uitdagingen met zich mee. Verdere ontwikkeling is nodig voordat AR toegevoegde waarde kan hebben.
H. VAN DER WEL 1 , R.H. SCHEPERS 1,2, F. BAAN 3, F.K.L. SPIJKERVET 1, J. JANSMA 1,2, J. KRAEIMA 1
1 Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMC Groningen, Groningen
2 Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Martini Ziekenhuis, Groningen
3 Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Radboud UMC, Nijmegen
Introductie en doelstelling
In de orthognatische chirurgie is toepassing van driedimensionale virtuele chirurgische planning (VSP) gecombineerd met CAD/CAM splints en/of patiëntspecifieke osteosyntheseplaten een belangrijke vooruitgang gebleken [1]. Deze studie heeft als doel om de accuratesse te vergelijken tussen de mandible-first benadering met een intermediate splint gebaseerd op VSP en peroperatief aangebogen osteosyntheseplaten, versus de maxilla-first benadering met patiëntspecifieke osteosynthese (PSO) in bimaxillaire orthognathische chirurgie.
Materiaal en methoden
Een multicenter prospectieve gerandomiseerde studie werd uitgevoerd waarvoor 88 patiënten zijn geïncludeerd die bimaxillaire orthognathische chirurgie ondergingen. De patiënten werden willekeurig toegewezen aan de controlegroep (mandible-first met intermediaire splint) of de interventiegroep (maxilla-first met PSO). Postoperatieve evaluatie van de 3D-data is uitgevoerd met behulp van de 1-week post-operatieve CBCT en de orthognatic analyser 2.0 om de afwijkingen van het preoperatieve VSP plan te meten [2].
Resultaten
Van 88 patienten waren er 77 beschikbaar voor evaluatie. De interventiegroep (N=37) toonde significant minder afwijkingen in de anteroposterieure richting (1,0 mm versus 1,8 mm, p = 0,008), linker/rechter translatie (0,4 mm versus 0,8 mm, p = 0,004) en yaw-rotatie (0,5° versus 1,0°, p = 0,013) vergeleken met de controlegroep (n=40). Bovendien voldeed 59,5% van de patiënten in de interventiegroep aan de klinische succescriteria (minder dan 2 mm en minder dan 2° afwijking), tegenover 17,5% in de controlegroep.
Conclusie
De maxilla-first benadering met patiëntspecifieke osteosynthese geeft een hogere chirurgische nauwkeurigheid in vergelijking met de gebruikte mandible-first methode. Deze bevindingen ondersteunen de adoptie van patiëntspecifieke osteosynthese in orthognathische chirurgie voor betere postoperatieve resultaten.
Referenties
Subsidieverstrekkers
Dit samenwerkingsproject wordt medegefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken en Klimaat via de Publiek-Private Samenwerkingsregeling die beschikbaar is gesteld door de Topsector Life Sciences & Health om publiek-private samenwerkingen te stimuleren.
K. EL GHOUL1, K. KRIKOUR1, E.C.S. KALB2, S.T.H. TJOA1, L.S. VAN DE LANDE1, E.B. WOLVIUS2
1Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Erasmus MC, Rotterdam
2Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Leids UMC, Leiden
Introductie en doelstelling
Patiënten met micrognathie kunnen bij ernstige luchtwegobstructie op jonge leeftijd behandeld worden middels mandibuladistractie. De gebitsontwikkeling kan in deze patiënten door iatrogene schade van de ontwikkelende tandkiemen verstoord raken. Het doel van deze studie is de effecten van deze schade op de ontwikkeling van de blijvende dentitie te beoordelen in deze patiënten.
Materiaal en methode
Patiënten met micrognathie uit het Erasmus MC die een mandibuladistractie hebben ondergaan <12 jaar met pre- en postoperatieve beeldvorming, zowel orthopantomografie als (CB)CT-scans, op minimaal 1 jaar follow-up na mandibuladistractie werden geïncludeerd. De gebitsontwikkeling in de onderkaak tussen 10-14 jaar werd beoordeeld op de beschikbare beeldvorming. Elk element werd gescoord op aan- of afwezigheid en normale of abnormale ontwikkeling.
Resultaten
Er werden 16 patiënten geïncludeerd met beschikbare beeldvorming waarvan 37.5% patiënten met geïsoleerde Robin sequentie (n=6), 37.5% met faciale dysotosis (n=6) en 25% met craniofaciale microsomie (n=4). Patiënten ondergingen mandibuladistractie op een mediane leeftijd van 1.9 [0.3 – 3.6] jaar. De mediane leeftijd ten tijde van geïncludeerde beeldvorming was 12.2±0.8 jaar. Er werd met name een afwijkende ontwikkeling dan wel afwezigheid geconstateerd van de (pre-)molaren (43.8% – 68.8% aanwezig). De incisieven waren allen aanwezig. Er was geen relatie met de leeftijd van distractie en het aantal aangedane gebitselementen (Spearman R = -0.10, P-waarde > 0.05).
Conclusie
Deze studie toont dat de distale elementen in de onderkaak het vaakst afwijkend zijn in patiënten die <12 jaar een mandibuladistractie hebben ondergaan. Verder onderzoek zal zich richten op een vergelijking van de gebitsontwikkeling met patiënten die geen mandibula distractie hebben ondergaan. Daarnaast zal de invloed van interne tegen externe distractoren worden bekeken en de invloed van virtuele planning van de mandibuladistractie.
L.S. van de Lande, M. Haj, S. Ombashi, E.M. Strabbing, A.R. Bouter, Th.J.M. Kootstra, J.T. van der Tas, E.B. Wolvius
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Erasmus MC, Rotterdam
Introductie en doelstelling
Schisis is met een incidentie van 1 op 700 geboorten de meest voorkomende congenitale craniofaciale anomalie, waarbij het in 71% om niet-syndromale gevallen gaat. Schisis heeft significante impact op de mondgezondheid, functie, esthetiek en psychosociaal welzijn van patiënten. Vaak is er sprake van maxillaire hypoplasie als resultaat van palatum correctie en/of genetische factoren. Malocclusie door maxillaire hypoplasie kan gecorrigeerd worden middels orthognatische chirurgie. Ondanks de voordelen van deze ingreep, zoals verbeterde functie (afbijten, kauwen en spraak) en esthetiek, zijn er aanzienlijke variaties in behandelingsprotocollen tussen verschillende centra, zowel nationaal als wereldwijd.
Resultaten
Deze review evalueerde huidige meetinstrumenten van de uitkomsten van orthognatische chirurgie bij schisispatienten. Een gestandaardiseerde uitkomstmeting voor patienten met schisis blijkt te ontbreken, wat het vergelijken van de effectiviteit van behandelingen in verschillende centra onmogelijk maakt, wat het ontwikkelen van een universeel behandelprotocol bemoeilijkt. Initiatieven voor gestandaardiseerde uitkomstmeting, waaronder de ICHOM (International Consortium for Health Outcomes Measurement) Standaardset, maken gebruik van door de patiënt gerapporteerde uitkomstmetingen (PROMs), maar ontbreken specifieke instrumenten voor het evalueren van de behoefte aan orthognatische chirurgie en de resultaten hiervan voor patienten met schisis. De FACE-Q vragenlijst lijkt een veelbelovende optie voor het beoordelen van de uitkomsten van orthognatische chirurgie, gezien de generieke aard en toepasbaarheid in verschillende patiëntenpopulaties. Echter, er zijn beperkingen bij het opnemen van diverse populaties, met name uit derdewereldlanden. Om de kwaliteit van zorg te verbeteren, is het cruciaal om een uniforme uitkomstmaat te ontwikkelen voor orthognatische chirurgie bij schisispatienten. Dit zal helpen bij het optimaliseren van behandelingen en het waarborgen van een consistent niveau van zorg wereldwijd.
Y.H. Tang, N.B. van Bakelen, B. Gareb, F.K.L. Spijkervet
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMC Groningen, Groningen
Introductie en doelstelling
De behandeling voor pijnlijke kaakgewrichtsaandoeningen bestaat meestal uit een conservatieve benadering, zoals pijnstillers, opbeetplaten en fysiotherapie. Wanneer deze behandelingen ineffectief zijn, wordt vaak een artrocentese toegepast. Recente studies suggereren dat het eerder uitvoeren van artrocentese mogelijk effectiever is in het verminderen van pijn [1,2]. Dit systematisch literatuuronderzoek had daarom als doel de effectiviteit van artrocentese te vergelijken met conservatieve behandelingen voor kaakgewrichtsaandoeningen.
Materiaal en methoden
Er werd een systematisch onderzoek uitgevoerd naar gerandomiseerde, prospectieve en retrospectieve onderzoeken met controlegroep. Diverse patiëntuitkomsten (pijnreductie als primaire uitkomstmaat) en economische evaluaties werden geanalyseerd en omvatte korte (<6 maanden), middellange (6 maanden tot 5 jaar) en lange termijn (≥5 jaar) follow-up. Primaire meta-analyses werden uitgevoerd voor gerandomiseerde studies met controlegroep. Trial sequential analyses (TSA) werden uitgevoerd om de betrouwbaarheid van deze meta-analyses te testen.
Resultaten
Artrocentese was effectiever dan conservatieve behandelingen in pijnvermindering op korte termijn (MD 14,5 [95%CI 9,7;19,4], n=9 RCTs, hoge kwaliteit van bewijs) en middellange termijn (MD 14,2 [95%CI 7,3;21,1], n=9 RCTs, matige kwaliteit van bewijs). Bovendien was artrocentese superieur in het verbeteren van de maximale mondopening op korte termijn (MD 2,4mm [95%CI 0,8;4,1], n=8 RCTs, matige kwaliteit van bewijs) en middellange termijn (MD 2,2mm [95%CI 0,5;3,9], n=8 RCTs, matige kwaliteit van bewijs). Deze conclusies werden ondersteund door TSA.
Conclusie
Artrocentese is effectiever dan conservatieve behandelingen op korte en middellange termijn in pijnvermindering en maximale mondopeningsverbetering bij aandoeningen van het kaakgewricht. Langetermijnresultaten en andere uitkomsten waren onvoldoende onderzocht of te heterogeen om definitieve uitspraken over te kunnen doen.
Referenties
F.K.L. SPIJKERVET1, J. KRAEIMA1, C. SARIDIN1,2, N.B. VAN BAKELEN1, B.J. MEREMA1
1Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMC Groningen, Groningen
2Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, HagaZiekenhuis, Den Haag
Introductie
Voor patiënten met ernstige disfunctie of resorptie van het temporomandibulaire gewricht (TMJ) kan een prothetische totale gewrichtsvervanging (TJR) noodzakelijk zijn. Hoewel er tegenwoordig veel patiëntspecifieke, op maat gemaakte, TMJ-TJR-prothese-opties beschikbaar zijn, ontbreekt het doorgaans aan grondige lange termijn-follow-up studies.
Doel
Deze prospectieve studie evalueerde de uitkomsten na een 2- en 5-jarige follow-up periode van de patiëntspecifieke Groningen TMJ-TJR (G-TMJ-TJR) prothese (Xilloc Medical®, Geleen, Nederland). Een longitudinale beoordeling van de chirurgische uitkomsten, veranderingen in de maximale mondopening (maximum interincisale opening, MIO) en door de patiënt gerapporteerde uitkomsten (PROMs) met betrekking tot mandibulaire functie beperking (MFIQ, R: 0-68) en pijn (VAS, R: 0-100 mm) werd bestudeerd. Deze uitkomsten werden preoperatief verzameld, en 6, 12, 24 en 60 maanden postoperatief.
Resultaten
Bij veertien patiënten (13 vrouwen, 1 man) met een minimum follow-up periode van 24 maanden werd de G-TMJ-TJR-prothese succesvol geïmplanteerd, zonder mechanisch falen of bijwerkingen. Alle protheses werden met hoge precisie geplaatst, binnen een Euclidische afstand van +- 1 mm van het virtuele chirurgische plan. Er werden geen postoperatieve infecties waargenomen; bij twee patiënten trad een tijdelijke zwakte van een tak van de n. facialis op. Na 24 maanden follow-up (n=14) was de mediane MIO toegenomen van 19,5 mm naar 30,5 mm, terwijl de mediane pijnscore (VAS) afnam van 72 naar 9 mm. De mediane score MFIQ daalde van 47 naar 10. Na 60 maanden follow-up (n=6) bleef de mediane MIO stabiel op 30 mm, met een VAS van 3,5 mm en een MFIQ van 9.
Conclusie
Deze resultaten laten een aanzienlijke functionele verbetering zien in vergelijking met eerdere studies van de standaard G-TMJ-TJR. Dit benadrukt het belang van grondige 3D-planning, patiëntspecifieke modellering, nauwkeurige geleide plaatsing van de G-TMJ-TJR om de klinische resultaten te optimaliseren en gestandaardiseerde follow-up met PROM’s.
Referenties
Dr. Niels Hagenaars
Gupta Strategists, Strategisch adviseur Zorgsector
Tijdens een inspirerende TED-talk krijgt u inzicht hoe u, met behulp van software die in veel ziekenhuizen beschikbaar is, gemakkelijk data uit uw EPD kunt genereren voor uw jaarverslagen, indicatoren, bedrijfsvoering en vooral ook voor wetenschappelijk onderzoek. Zo tonen wij u de uitkomsten na het verwijderen van verstandskiezen van ongeveer 7.000 patiënten, die in de periode 2021 t/m 2023 in Arnhem zijn behandeld. De variabelen hiervoor zijn automatisch uit vrije tekstvelden uit het EPD gegenereerd. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om, bij beperkte beschikbaarheid van tijd en personeel, onderzoek in uw eigen (perifere) praktijk uit te kunnen voeren met het doel de kwaliteit van zorg te verbeteren.
Dr. Hossein Ghaeminia
Vakgroep MKA-chirurgie Rijnstate, Arnhem
Liquid biopsy is een bloedanalysetechniek voor de (vroegtijdige) detectie van maligne tumoren. Stagnerende prognosecijfers van hoofd-halskanker van de afgelopen decennia gaven aanleiding om in 2015 een onderzoekstraject hiernaar te starten. De basis voor het ontwikkelen van deze techniek bij hoofd-halskanker werd gelegd met de analyse van genetische profielen van een groot cohort aan hoofd-halstumorspecimens. Hierop volgde de ontwikkeling van een gestandaardiseerd laboratoriumprotocol voor de analyse van bloedmonsters van hoofd-halskankerpatiënten met behulp van tumorspecifieke assays. De financiering van deze assays is mede mogelijk gemaakt door Stichting BOOA. Zodoende kon worden gestart met een pilotstudie naar de haalbaarheid van liquid biopsies bij hoofd-halskankerpatiënten, waarbij zowel vóór als na de behandeling analyses werden uitgevoerd. De voorlopige resultaten hiervan gaven aanleiding om deze techniek in de toekomst verder te ontwikkelen met uiteindelijk als doel de vroegdetectie van recidieven te optimaliseren en daarmee de overleving van hoofd-halskanker te verbeteren.
Dr. Joost van Ginkel
Winnaar BOOA Research Grant 2016