C.C. STOOP, N.G. JANSSEN, A.J.W.P. ROSENBERG
Afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie/Bijzondere Tandheelkunde, UMC Utrecht, Utrecht
Introductie en doelstelling
Het doel is om autoloog kinbot te vergelijken met verschillende calciumfosfaat botsubstituten bij reconstructie van unilaterale gnathoschisis.
Materiaal en methoden
Kinderen die een reconstructie hebben gehad tussen 2013-2023 voor reconstructie van unilaterale gnathoschisis met autoloog kinbot, beta-tricalciumfosfaat (>90 β-TCP), bifasisch calciumfosfaat (>70% β-TCP) of een hybride transplantaat van beide calciumfosfaatsubstituten, zijn geïncludeerd. Pre- en postoperatieve CBCT-scans werden geanalyseerd. Primaire uitkomstmaten 1 jaar postoperatief zijn residuaal botvolume en klinische uitkomsten: eruptie van de laterale incisief/cuspidaat, continuïteit van de maxilla en aanwezigheid van een oro-nasale fistel. Secundaire uitkomstmaten betreffen postoperatieve pijn, lengte ziekenhuisopname en operatieduur.
Resultaten
De mediaan van het percentage residuaal volume betreft: kinbot 52% (n=37), β-TCP 36% (n=33), bifasisch calciumfosfaat 88% (n=18) en hybride botsubstituut 76% (n=24) Kruskal-Wallis, p=0.001. Bonferroni’s post-hoc analyse toont een significant hoger residuaal volume bij bifasische calciumfosfaten en hybride calciumfosfaatsubstituten in vergelijking met autoloog kinbot, p=0.003 en p=0.024 respectievelijk.
Spontane eruptie van de laterale incisief/cuspidaat: kinbot 92%, β-TCP 88%, bifasisch calciumfosfaat 78% en hybride botsubstituut 79%. Continuïteit maxilla: kinbot 95%, β-TCP 88%, bifasisch calciumfosfaat 100% en hybride botsubstituut 96%. Aanwezigheid van resterende oro-nasale fistel: kinbot 5%, β-TCP 0%, bifasisch calciumfosfaat 6% en hybride botsubstituut 8%. Bij vergelijking per botsubstituut met autoloog kinbot waren er geen significante verschillen bij spontane eruptie van de laterale incisief/cuspidaat met p=0.699, p=0.200 en p=0.244 respectievelijk, bij de continuïteit van de maxilla met p=0.411, p=1.000 en p= 1.000 respectievelijk en bij een persisterende oro-nasale fistel met p=0.494, p=1.000 en p=0.643 respectievelijk.
Secundaire uitkomsten laten significante verschillen zien in postoperatieve pijn, lengte ziekenhuisopname en operatieduur ten nadele van kinbot.
Conclusie
Unilaterale reconstructie van de gnathoschisis met bifasisch- en hybride calciumfosfaat botsubstituut is geassocieerd met een groter residuaal volume vergeleken met autoloog kinbot. De klinische uitkomstmaten toonden geen significante verschillen tussen kinbot en botsubsituut.